Onlangs was Sander Schimmelpenninck te gast op het Blosse-servicebureau om een lezing te geven over zijn boek ‘De domheid regeert’. Daarna spraken Remco Prast (College van Bestuur) en Mieke Dorrestein (manager kinderopvang) met hem over kinderopvang in Nederland.
‘Voorschool zou een integraal deel van de schoolcarrière moeten worden’, schreef Sander Schimmelpenninck eind mei in een column voor De Volkskrant. ‘Voorschool’, want het woord ‘opvang’ wekt de suggestie dat het iets noodzakelijks en tijdelijks is. En dat is onterecht, vindt hij.
“Als ik in Zweden vertel dat kinderen in Nederland al vanaf drie maanden oud naar de opvang gaan, kijken ze mij verbaasd aan. Daar gaan kinderen pas vanaf 1 jaar naar een door de overheid gefaciliteerde voorschool. In de Zweedse visie hoort dit bij de ontwikkeling van ieder kind en is onderdeel van de schoolcarrière”, trapt Sander af. “Dat functioneert in Zweden naar ieders tevredenheid. In het eerste levensjaar blijven baby’s thuis, wat mogelijk is dankzij het royale verlof van de ouders.”
Mieke Dorrestein, manager kinderopvang vult aan: “Uit onderzoek is gebleken dat het stressniveau van kinderen onder de 6 maanden in de kinderopvang hoger is dan thuis - en dat de ouders er ook stress van ervaren. Hoe ouder het kind, hoe meer weerbaarheid en hoe beter het kind kan profiteren van de positieve effecten van kinderopvang. Dankzij het verruimde ouderschapsverlof in Nederland voor beide ouders zien we dat kinderen nu later naar de opvang komen, dat is een positieve ontwikkeling.”
Het bewijs dat kinderen in de eerste jaren van hun leven enorm veel leren, is overweldigend.
Voorschool als norm
Sander vindt, en bij Blosse zijn wij het roerend met hem eens, dat opvang - of voorschool - er voor elk kind ‘gewoon’ bij zou moeten horen. Het zou geen keuze of luxe moeten zijn, maar de norm. “In Zweden begint de basisschool vanaf groep 3, als kinderen 6 jaar zijn. De kleuterklassen die wij kennen, horen daar bij de voorschool. Op die manier krijgt het meer gewicht.”
“Het bewijs dat kinderen in de eerste jaren van hun leven enorm veel leren, is overweldigend. Het is belangrijk voor alle kinderen, maar zeker voor kinderen met een sociaal-economische thuisbasis die zwakker is dan gemiddeld, of opgroeien in een gezin waar hun ouders de taal van het land waar zij wonen niet machtig zijn. In de huidige maatschappij lijkt opvang bijna een luxe die alleen is weggelegd voor ouders die allebei werken, maar juist ook kinderen van ouders die niet werken - om wat voor reden dan ook - hebben enorm veel profijt van de voorschool.”
Op de voorscholen werken pedagogen die hoger gekwalificeerd zijn dan in Nederland, vervolgt Sander. “Het beroep staat ook hoger op de sociale ladder dan hier, want het wordt heel belangrijk gevonden. Het stamt nog uit de jaren ‘80. De sociaaldemocraten waren lange tijd oppermachtig in Zweden en zij hebben dit vanuit ideologie geïntroduceerd. Het is nog steeds een systeem waar iedereen blij mee is, ongeacht politieke voorkeur of sociaal-economische achtergrond.”

Economisch, niet ideologisch
In Nederland wordt ook al jaren gepraat over het nationaliseren en (bijna) gratis maken van de voorschool, maar de invoering van een dergelijk plan is vooruitgeschoven naar 2029. “Het wordt hier alleen niet geïntroduceerd vanuit ideologie, maar uit economisch belang”, brengt Mieke in. “De overheid hoopt dat meer volwassenen aan het werk blijven en meer dagen gaan werken als hun kind dagelijks naar de opvang/voorschool gaat.”
“Dat klopt”, reageert Sander. “Maar het is ook een valide argument, dus dat moeten we zeker inzetten als het gebruikt kan worden voor een goede zaak als deze. In de tijd dat in Zweden de sociaaldemocraten aan de macht waren, hadden wij in Nederland de christendemocraten. Het gezin was de hoeksteen van de samenleving en de algemene opvatting was dat de man werkt en de vrouw thuis voor de kinderen zorgt. Dat werkt nog steeds door in de huidige samenleving, er zijn nog altijd veel vrouwen die deze rol liever op zich nemen dan aan het werk gaan.”
Remco vult aan: “Als bestuurders zetten wij ons in in netwerken als de Vereniging Netwerk Kindcentra en Leve het onderwijs!, om de publieke opinie te beïnvloeden. Er zit wel beweging in en politiek gezien lukt het om het verhaal beter neer te zetten, maar de lobby van private-equities - bedrijven die eigenaar zijn van commerciële opvanglocaties - staat sterker dan de maatschappelijke kinderopvang als geheel. Zeker in de afgelopen 15 jaar, waarin de VVD regeerde en de focus heeft gehad op de economie, in plaats van een partij die meer naar het sociale domein kijkt.”
Als we vragen aan mensen of zij er vrede mee hebben als de school van hun kind winst maakt, zal veruit het grootste deel zonder enige aarzeling ‘nee’ zeggen.
Het ideaal: opvang zónder winstoogmerk
Toch is op economisch gebied de juiste vraag stellen volgens Sander dé manier om de neuzen van het collectief dezelfde kant op te krijgen. “Als we vragen aan mensen of zij er vrede mee hebben als de school van hun kind winst maakt, zal veruit het grootste deel zonder enige aarzeling ‘nee’ zeggen. Bij scholen vinden we marktwerking dus problematisch, maar de realiteit is dat dit anno nu wél het geval is in de kinderopvang.”
Remco is het volledig met Sander eens. “We worden allemaal van de domme gehouden. Er zitten complete verdienmodellen achter kinderopvanglocaties, maar dat houdt iedereen die er belang bij heeft, heel strategisch voor ons verborgen.”
En dáár ga je de discussie mee winnen, stelt Sander. “Niet met het argument dat het beter is voor kinderen om allemaal van een vorm van voorscholing te genieten. Ja, eens, dit zou de belangrijkste reden moeten zijn om het te nationaliseren. Maar Nederlanders zijn individualistisch, dus je moet met financiële redenen komen. We betalen allemaal belasting die onder andere wordt uitgekeerd als kinderopvangtoeslag, en vervolgens maken private equities in de kinderopvang daar winst mee. Dat zal 90% niet eerlijk vinden.”
Als we de kwestie op deze manier versimpelen, kan het snel gaan in een volgend kabinet dat meer vanuit het centrum opereert, vervolgt Sander. “We moeten het fundamentele gesprek voeren en ons hardop afvragen of het normaal is dat organisaties met winstoogmerk zo’n dikke vinger in de pap hebben in de kinderopvang. Er is maar één doel: geld verdienen. Dat heeft niets te maken met de belangen van de kinderen voor wie we het doen - en dat is gewoon krom.”
Het feit dat het invoeren van de plannen is uitgesteld, hoeft wat Sander betreft niet per se een slechte zaak te zijn. “We waren er blijkbaar nog niet klaar voor, dus dit biedt kansen om het goed te doen. Uiteraard gaan private equity-partijen in opstand komen en procederen. Die moet de regering allemaal uitkopen. Maar, ik weet zeker: op de lange termijn is dat het waard. Goede opvang, voorscholing en onderwijs zijn een investering in ALLE mensen en dat begint op hele jonge leeftijd. Het betaalt zich altijd terug. Die som is een no-brainer.”
We betalen allemaal belasting die onder andere wordt uitgekeerd als kinderopvangtoeslag, en vervolgens maken private equities in de kinderopvang daar winst mee. Dat zal 90% niet eerlijk vinden.
Sander Schimmelpenninck is voormalig hoofdredacteur van Quote en presenteerde televisieprogramma’s als De Opvolgers, Dragons’ Den en Op1. Tegenwoordig is hij televisiemaker voor de VPRO, waarvoor hij Sander & De Kloof (2022) maakte, columnist van De Volkskrant, maker van De Zelfspodcast en de ondernemer achter het mediabedrijf Tonny Media, dat vooral bekend staat om haar podcastproducties.